2007000529

25 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor installatie, onderhoud en gebruik van alarmsystemen en beheer van alarmcentrales (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-06-2007 en tekstbijwerking tot 15-01-2019)

Bron: Binnenlandse Zaken

Publicatie: 4 juni 2007

Nummer: 2007000529

bladzijde: 30194

Dossiernummer: 2007-04-25/68

Inwerkingtreding : 4 oktober 2007

Deze tekst wijzigt de volgende tekst:

2002000511

2 gearchiveerde versies

1 uitvoeringbesluit

Inhoudstafel

HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 1-10
HOOFDSTUK II. - Bepalingen uitsluitend van toepassing op goederenalarmen.
Art. 11-19
HOOFDSTUK III. - Bepalingen uitsluitend van toepassing op persoonsalarmen.
Art. 20-25
HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Bepalingen uitsluitend van toepassing op alarmcentrales voor particuliere eCalls.]1
Art. 25/1, 25/2, 25/3, 25/4, 25/5, 25/6, 25/7, 25/8, 25/9, 25/10, 25/11, 25/12
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 26, 26/1, 27-29

Tekst

HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen.

  Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden onder :
  1° wet : de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;
  2° alarmsysteem : systeem bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet;
  3° goederenalarmsysteem : alarmsysteem bestemd om misdrijven tegen goederen te voorkomen of vast te stellen;
  4° persoonsalarmsysteem : alarmsysteem bestemd om misdrijven tegen personen te voorkomen of vast te stellen;
  5° alarmsignaal : signaal geproduceerd door een alarmsysteem;
  6° vast persoonsalarmsysteem : persoonsalarmsysteem dat uitsluitend alarmsignalen uitstuurt vanuit eenzelfde onroerend goed;
  7° mobiel persoonsalarmsysteem : persoonsalarmsysteem dat alarmsignalen uitstuurt afhankelijk vanuit de plaats waar de met het systeem beveiligde persoon zich bevindt;
  8° meldsysteem : elk communicatiemiddel, met uitsluiting van de middelen bedoeld in de artikels 17 en 18, waarmee een persoon die zich niet bevindt in het beveiligde goed, op de hoogte gebracht kan worden van een alarmsignaal;
  9° alarmmelding : elke melding aan de politie van een situatie, gekend op basis van een alarmsignaal;
  10° interne alarmdienst : een dienst die door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon ten eigen behoeve wordt georganiseerd voor het uitoefenen van activiteiten, bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 4°, van de wet;
  11° noodnummer : het oproepnummer 101 of 112.
  12° rechtstreeks noodnummer : het oproepnummer waarlangs rechtstreeks meldingen kunnen worden uitgevoerd zonder het noodnummer, bedoeld onder 11° te moeten oproepen;
  13° alarmmeldnummer : identificatienummer van de alarmcentrale of de interne alarmdienst;
  14° gebruikersnummer : identificatienummer van de gebruiker van een alarmsysteem;
  15° detectiecode : identificatienummer van de zone in het onroerend goed, waar het alarm is vastgesteld;
  16° verificatie : het nazicht door de ontvanger van het alarmsignaal of het alarm wel degelijk het gevolg is van, in het geval van een goederenalarm, een ongeoorloofde binnendringing of een poging daartoe, of in het geval van een persoonsalarm een misdrijf tegen een persoon of een poging daartoe;
  17° visuele verificatie : het bekijken van beelden afkomstig van de plaats waar het alarmsysteem zich bevindt, met als enig doel een verificatie uit te voeren, zonder dat deze beelden noodzakelijk ook worden opgenomen;
  18° verificatiecode : identificatienummer dat de wijze aangeeft waarop de verificatie is geschied;
  19° incidentinformatie : alle informatie die betrekking heeft op, in het geval van een goederenalarm, het feit dat een ongeoorloofde binnendringing of een poging daartoe oplevert, of in het geval van een persoonsalarm, het feit dat een misdrijf tegen een persoon of een poging daartoe oplevert;
  20° contactpersoon : persoon aangesteld door de gebruiker van het alarmsysteem, die bij afwezigheid van de gebruiker in zijn naam optreedt, toegang heeft tot het beveiligde goed en kennis heeft van de bediening van het alarmsysteem;
  21° minister : Minister van Binnenlandse Zaken;
  22° administratie : de Directie Private Veiligheid bij de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;
  [1 23° "ITS-kaderwet" : de wet van 17 augustus 2013 tot creatie van het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen en tot wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van private en bijzondere veiligheid;
   24° "particuliere eCall" : een oproep zoals bedoeld in artikel 3, 22, van de ITS-kaderwet;
   25° "alarmcentrale voor particuliere eCalls" : de oproepcentrale van de particuliere ITS-dienstaanbieder die de particuliere eCall verwerkt en die, overeenkomstig artikel 16 van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, hiervoor een vergunning heeft bekomen van de minister van Binnenlandse Zaken;
   26° "centrum 112" : een zelfstandige meldkamer die deel uitmaakt van de centra 112 zoals bedoeld in de wet van 29 april 2011 houdende oprichting van de 112-centra en het agentschap 112 en die de dringende medische en brandweer gerelateerde noodoproepen behandelt die betrekking hebben op incidenten in een omschreven regio;
   27° "SICAD" : de communicatie- en informatiedienst van een arrondissement, bedoeld in artikel 93, § 2, 3° van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, die bevoegd is voor de behandeling van de dringende politionele noodoproepen;
   28° "de bevoegde beheerscentrale van noodoproepen" of afgekort "de bevoegde beheerscentrale" : hetzij het centrum 112, hetzij de SICAD dat bevoegd is voor de afhandeling van de noodoproep gelet op de aard en de lokalisatie van het incident;
   29° "TPS-norm" : de norm NBN EN 16102 "Intelligente transportsystemen - eCall - Exploitatievereisten voor ondersteuning van derden";
   30° "verplichte gegevens" : de gegevens die moeten opgenomen zijn in het "geheel van gegevens TPS eCall" (Engels : TPS eCall Set of Data), zoals bedoeld in § 7.4 van de TPS-norm, vervolledigd met het oproepnummer van het voertuig (Engels : VehiclePhoneNumber);
   31° "nuttige gegevens" : de optionele gegevens opgenomen in de "TPS eCall Set of Data", zoals bedoeld in § 7.4 van de TPS-norm, die van nut kunnen zijn voor de bevoegde beheerscentrale, in het bijzonder de beschrijving van het incident zoals bedoeld in artikel 25/7, 7° en de gegevens die desgevallend door de Minister werden gedefinieerd als nuttige gegevens;
   32° "infrastructuurbeheerder" : de naamloze vennootschap van publiek recht A.S.T.R.I.D. bedoeld in artikel 2 van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten;
   33° "betrouwbare lokalisatie" : informatie die toelaat om de plaats te bepalen waarnaar eventueel hulpdiensten moeten worden gestuurd opdat deze binnen de gebruikelijke aanrijtijd of interventietijd de plaats van het incident kunnen vinden, zoals een recente en betrouwbare positiebepaling door middel van satellieten, een correct adres, een kruispunt;
   34° "directie 112" : de directie 112 van de algemene directie Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-12-06/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

  Art. 2. Dit besluit is, in tegenstelling met artikel 1, § 4, van de wet, niet van toepassing op :
  1° alarmsystemen die niet voorzien zijn van een buitensirene, een buitenlicht of een meldsysteem;
  2° goederenalarmsystemen die niet geïnstalleerd zijn in een onroerend goed.

  Art. 3. De minister erkent de interne alarmdiensten die, doordat ze voldoen aan de functionele, technische en organisatorische minimumvereisten die gelden voor alarmcentrales, in het kader van dit besluit kunnen genieten van dezelfde uitvoeringsvoorwaarden als alarmcentrales.

  Art. 4. De beveiligingsondernemingen en de alarmcentrales lichten bij het afsluiten van een overeenkomst hun klanten in over de bepalingen vervat in dit besluit.

  Art. 5. Indien een code noodzakelijk is om toegang te krijgen tot de informatie en de programmering van het alarmsysteem, maakt de beveiligingsonderneming deze uiterlijk bij de oplevering van de installatie onvoorwaardelijk en zonder bijkomende kosten, over aan de eigenaar van het alarmsysteem.

  Art. 6. Indien de gebruiker daartoe zijn voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, kunnen van op een andere plaats dan de plaats waar het alarmsysteem is aangebracht, door derden enkel volgende handelingen worden gesteld :
  1° door de beveiligingsonderneming : deze kan het alarmsysteem programmeren of herprogrammeren en informatie uit het systeem opvragen, enkel met het doel het alarmsysteem te herstellen;
  2° door de alarmcentrale : deze kan het alarmsysteem of bepaalde componenten ervan aan- en uitschakelen en informatie uit het systeem opvragen, enkel met het doel het alarm in de plaats van een klant te beheren of een verificatie uit te voeren.

  Art. 7.[1 § 1. De informatie, genoemd in paragraaf 2 moet worden bezorgd aan het meldpunt alarmsystemen ".
   Gebruikers die niet zijn aangesloten op een alarmcentrale melden die informatie via de website : www.policeonweb.be
   De toegang tot het meldpunt alarmsystemen via www.policeonweb.be is kosteloos en geschiedt door middel van de elektronische identiteitskaart van de gebruiker of een op zijn vraag aan hem, door de Federale overheidsdienst voor Informatie- en Communicatietechnologie (Fedict), afgeleverde " token voor burgers ".
   De gebruiker die een melding verrichtte via www.policeonweb.be kan te allen tijde en op dezelfde wijze zijn gegevens consulteren, wijzigen of verwijderen. Hij moet, te rekenen vanaf de datum van zijn eerste aangifte, minstens eenmaal per jaar de gegevens genoemd in paragraaf 2, eerste lid, 1°, op de juistheid ervan controleren en zo nodig, wijzigen. De gebruiker moet, ongeacht of hij in de loop van de afgelopen twaalf maanden de gegevens wel of niet heeft gewijzigd, ze tenminste eenmaal per jaar valideren. In het andere geval worden ze niet langer als geldig beschouwd en kunnen ze worden geschrapt.
   De alarmcentrales moeten de informatie genoemd in paragraaf 2 melden op de wijze die hun door de administratie is meegedeeld.]1
  § 2. De gebruiker van een alarmsysteem, dat niet beheerd wordt door een alarmcentrale of een interne alarmdienst, is ervoor verantwoordelijk dat volgende meldingen verricht zijn aan het meldpunt alarmsystemen' :
  1° binnen de tien dagen na de eerste ingebruikstelling van het alarmsysteem :
  a) naam en adres van de plaats van installatie van het alarmsysteem;
  b) telefoonnummer van de plaats van installatie van het alarmsysteem;
  c) naam, adres, in voorkomend geval GSM-nummer, en e-mailadres van de gebruiker;
  d) aard van het goed waar het alarmsysteem is geïnstalleerd;
  e) aard van het risico van de plaats;
  f) aard van het alarmsysteem : hetzij goederenalarmsysteem, hetzij een mobiel persoonsalarmsysteem, hetzij een vast persoonsalarmsysteem.
  2° binnen de tien dagen na de buitengebruikstelling van het alarmsysteem, de melding daarvan.
  3° binnen de tien dagen na de wijziging van één van de gegevens bedoeld onder 1° : elke wijziging van de deze gegevens.
  De alarmcentrale en de interne alarmdienst zijn ervoor verantwoordelijk dat over elk alarmsysteem dat ze beheren, volgende meldingen verricht zijn aan het meldpunt alarmsystemen' :
  1° de meldingen, zoals bedoeld in het eerste lid, 1°;
  2° het gebruikersnummer;
  3° het alarmmeldnummer.
  § 3. De nomenclatuur, de samenstelling van het gebruikersnummer en het alarmmeldnummer en de wijze van vatting en overmaking van de meldingen, bedoeld in § 2, tweede lid, geschieden volgens de onderrichtingen van de administratie.
  De administratie kan de samenstelling van de verificatiecode, de detectiecode en de incidentinformatie nader bepalen.
  ----------
  (1)<KB 2010-02-15/04, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 13-03-2010>

  Art. 8. De gebruiker is er verantwoordelijk voor dat zijn alarmsysteem jaarlijks wordt onderhouden. Hij kan dit zelf doen of hij kan hiervoor beroep doen op een beveiligingsonderneming.
  Het onderhoud bestaat uit een nazicht of het alarmsysteem en de installatie ervan nog beantwoordt aan de voorschriften van dit besluit, of het alarmsysteem geen vals alarmsignaal genereert en of het alarmsysteem wel degelijk het juiste alarmsignaal genereert bij binnendringing.
  Indien het onderhoud wordt uitgevoerd door een beveiligingsonderneming, levert deze na elk onderhoud aan de gebruiker een schriftelijk attest af waaruit blijkt dat de controles, bedoeld in het vorig lid, uitgevoerd werden.

  Art. 9. Aan een alarmsysteem mogen geen componenten aangesloten zijn die de doeltreffende tussenkomst van hulpdiensten kunnen hinderen, of die letsels kunnen toebrengen aan personen.

  Art. 10. De minister kan, op voordracht van de beheerder van het noodnummer, aan alarmcentrales en interne alarmdiensten een rechtstreeks noodnummer ter beschikking stellen.

  HOOFDSTUK II. - Bepalingen uitsluitend van toepassing op goederenalarmen.

  Art. 11. Alarmsignalen of boodschappen van meldsystemen kunnen niet rechtstreeks aan de politiediensten of aan het noodnummer worden gericht.
  In afwijking van wat bepaald is in het vorig lid, kunnen alarmsignalen, rechtstreeks aan het noodnummer worden gericht indien deze uitgaan van alarmsystemen geplaatst in politiecommissariaten of de zetels van de Nationale Bank.

  Art. 12. Behoudens de alarmmelding aan het rechtstreeks noodnummer, geschiedt elke alarmmelding uitsluitend telefonisch aan het noodnummer en dit door een gesprek in reële tijd tussen de alarmmelder en de bedienaar van het noodnummer.

  Art. 13. Een alarm mag slechts gemeld worden indien het alarmsignaal het gevolg is van een ongeoorloofde binnendringing of een poging daartoe.
  De alarmcentrales en de interne alarmdiensten dienen de alarmen te verifiëren op minstens één van de door de minister goedgekeurde wijzen.

  Art. 14. De alarmmelder deelt bij elke alarmmelding volgende inlichtingen mede :
  1° in het geval van een alarmcentrale of interne alarmdienst, zijn alarmmeldnummer en in het andere geval, zijn naam en telefoonnummer;
  2° in het geval van artikel 10, het gebruikersnummer en in de andere gevallen het gebruikersnummer of de gegevens bedoeld in artikel 7, § 2, 1°;
  3° het feit dat het om een ongeoorloofde binnendringing of een poging daartoe gaat en in het geval van artikel 13, tweede lid, de verificatiecode en in de andere gevallen, de wijze waarop dit feit werd vastgesteld;
  4° in het geval van een alarmcentrale of een interne alarmdienst, de detectiecode en in de andere gevallen de aanduiding van de zone binnen het beveiligd pand waar het alarm is vastgesteld.

  Art. 15. De gebruiker is ervoor verantwoordelijk dat na elke alarmmelding er bij het beveiligde goed een persoon aanwezig is op het ogenblik dat de politie ter plaatse komt. Deze persoon is in staat :
  1° voor zover hij zich niet in een gevaarssituatie bevindt, de politie binnen te laten in het beveiligde goed;
  2° het alarmsysteem uit te schakelen.

  Art. 16. De beheerder van het noodnummer kan besluiten de alarmmeldingen die niet voldoen aan de vereisten bedoeld in artikel 13 of waarvan de inlichtingen, bedoeld in artikel 14, niet zijn medegedeeld, op een uitgestelde wijze te behandelen.

  Art. 17. Een alarmsysteem mag slechts uitgerust zijn met een toestel dat geluidssignalen geeft, welke gehoord kunnen worden door derden die zich niet in het beveiligde goed bevinden indien het toestel bij elk alarm maximum gedurende drie minuten en enkel bij sabotage van het alarmsysteem maximum gedurende 8 minuten geluidssignalen produceert.

  Art. 18. Elke alarmsysteem voorzien van een toestel, bedoeld in artikel 17, moet ook voorzien zijn van een zwaailicht en/of een knipperlicht, dat bij een alarm van op de openbare weg zichtbare lichtsignalen geeft tot het uitschakelen van het alarm.

  Art. 19. Wanneer het alarm kennelijk niet het gevolg is van een binnendringing of een poging daartoe, kan elke politieambtenaar het buitenlicht of de buitensirene met alle middelen neutraliseren of laten neutraliseren zonder echter in een gebouw dat als woning wordt gebruikt te mogen binnendringen zonder de toestemming van de bewoner of van zijn contactpersoon.

  HOOFDSTUK III. - Bepalingen uitsluitend van toepassing op persoonsalarmen.

  Art. 20. Alarmsignalen of boodschappen van meldsystemen kunnen niet rechtstreeks aan het noodnummer worden gericht.

  Art. 21. De alarmcentrale of interne alarmdienst kan aanvullend met de gegevens, bedoeld in artikel 7, § 2, tweede lid, 1° :
  1° een situatieschets voegen van het pand waar het vast persoonsalarmsysteem is geïnstalleerd. Deze situatieschets omvat de aanduidingen van toegangen, vensters, plaats van vaste persoonsalarmdetectoren en de opstellingsplaats van eventuele camera's;
  2° gebruikersnummers voegen van de plaatsen of de personen die in relatie staan met de plaats waar het persoonsalarmsysteem is geïnstalleerd.
  Indien een situatieschets is gevoegd, neemt de beheerder van het noodnummer de nodige maatregelen opdat de interventie van de politiediensten in geval van misdrijven tegen personen kunnen worden geoptimaliseerd.

  Art. 22. Een alarmmelding geschiedt uitsluitend door een alarmcentrale of een interne alarmdienst en enkel aan het rechtstreeks noodnummer.
  De minister kan, in afwijking van het vorige lid, beslissen dat voor de door hem bepaalde dreigingen, een bijzonder alarmmeldingsnummer wordt aangewezen.

  Art. 23. Een alarm mag slechts gemeld worden indien de alarmmelder de elementen die aanduiden dat het alarmsignaal het gevolg is van uitoefening van geweld of dwang, een dreiging of een poging daartoe, geverifieerd heeft op een door de minister goedgekeurde wijze.
  De alarmmelder deelt bij elke alarmmelding volgende inlichtingen mee :
  1° zijn alarmmeldnummer;
  2° het gebruikersnummer;
  3° de verificatiecode;
  4° in de gevallen van een vast persoonsalarmsysteem, de detectiecode;
  5° alle nuttige incidentinformatie.

  Art. 24. De vaste persoonsalarmsystemen, bedoeld om operationeel te zijn in publiek toegankelijke plaatsen, die na de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden geïnstalleerd of worden vernieuwd moeten uitgerust zijn met een systeem dat visuele verificatie mogelijk maakt.

  Art. 25. Persoonsalarmsystemen en de componenten ervan kunnen enkel worden geactiveerd voor de doelstelling, bedoeld in artikel 1, 4°.

  HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Bepalingen uitsluitend van toepassing op alarmcentrales voor particuliere eCalls.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/1. [1 De alarmcentrale voor particuliere eCalls die een particuliere eCall ontvangt, evalueert de oproep en de ontvangen gegevens. Ze maakt de oproep samen met de verplichte en nuttige gegevens over aan de bevoegde beheerscentrale indien aan de voorwaarden van artikel 25/2 is voldaan. Hierbij volgt ze de procedure zoals omschreven in dit hoofdstuk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/2. [1 De alarmcentrale voor particuliere eCalls mag de oproep en de verplichte en nuttige gegevens slechts dan overmaken aan de bevoegde beheerscentrale, indien aan volgende voorwaarden cumulatief voldaan is:
   1° De oproep is het gevolg van een noodsituatie waarin inzittenden van een voertuig verkeren, zoals bedoeld in artikel 25/3, § 1;
   2° Deze situatie is in deze mate urgent dat de tussenkomst ter plaatse van dringende geneeskundige hulpverlening, de brandweer of de politie noodzakelijk is;
   3° De plaats waar het voertuig zich bevindt, kan op een betrouwbare manier worden bepaald en deze plaats situeert zich op het Belgisch grondgebied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/3. [1 § 1. Teneinde na te gaan of aan al de voorwaarden, bedoeld in artikel 25/2, voldaan is, handelt de alarmcentrale voor particuliere eCalls die een particuliere eCall heeft ontvangen, als volgt :
   1° Ze probeert in spraakcontact te komen met de inzittende(n) van het voertuig;
   2° Indien een spraakcontact kan opgemaakt worden, gaat ze met de inzittende(n) van het voertuig na of aan de voorwaarden 1° en 2° van artikel 25/2 voldaan is en bepaalt desgevallend de aard van het incident.
   Indien er door de inzittende(n) melding wordt gemaakt van één of meerdere gewonde(n) of van rook of vuur of van een gekneld persoon is er sprake van een noodsituatie voor een centrum 112.
   Indien er, bij afwezigheid van één of meerdere gewonde(n) of van rook of vuur of van een gekneld persoon, door de inzittende(n) contact met de politie wordt gevraagd, is er sprake van een noodsituatie voor een SICAD.
   Indien er geen spraakcontact is, beschouwt ze dat de voorwaarden 1° en 2° van artikel 25/2 vervuld zijn enkel in noodsituaties zoals bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken. De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de gegevens afkomstig van het voertuig aan de hand waarvan een noodsituatie wordt herkend en telkens of het een noodsituatie is voor een centrum 112 of voor een SICAD;
   3° Ze tracht tenminste twee maal om het voertuig betrouwbaar te lokaliseren, hetzij door middel van betrouwbare XY-coördinaten, hetzij door mondelinge informatie, afkomstig van de inzittende(n) van het voertuig.
   § 2. Indien de alarmcentrale voor particuliere eCalls vaststelt dat de voorwaarden bedoeld in artikel 25/2 vervuld zijn, voert ze de handelingen bedoeld in artikel 25/4 uit.
   Indien de alarmcentrale voor particuliere eCalls vaststelt dat de voorwaarden 1° en/of 2° bedoeld in artikel 25/2 niet vervuld zijn, archiveert ze de ontvangen particuliere eCall overeenkomstig artikel 25/11.
   Indien de alarmcentrale voor particuliere eCalls vaststelt dat enkel voorwaarde 3° niet vervuld is en indien het gaat om een noodsituatie voor een centrum 112, handelt de alarmcentrale als volgt :
   1° Indien de alarmcentrale de provincie of de gemeente kent van de plaats waar het voertuig zich bevindt, dan bepaalt ze de bevoegde beheerscentrale aan de hand van deze informatie en voert ze de handelingen uit bedoeld in artikel 25/4, punt 2° tot en met punt 7°.
   2° Indien de alarmcentrale niet de provincie en evenmin de gemeente kent van de plaats waar het voertuig zich bevindt maar indicaties heeft dat de plaats waar het voertuig zich bevindt zich situeert op het Belgisch grondgebied, dan bepaalt ze de bevoegde beheerscentrale volgens de richtlijnen van de directie 112 en voert ze de handelingen uit bedoeld in artikel 25/4, punt 2° tot en met 7°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/4. [1 Nadat de alarmcentrale voor particuliere eCalls heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden bedoeld in artikel 25/2 voldaan is, stelt ze volgende handelingen :
   1° Ze bepaalt, in functie van de aard van het incident en aan de hand van de betrouwbare lokalisatie van het voertuig, de bevoegde beheerscentrale ;
   2° Ze zet, in geval van spraakcontact met de inzittende(n) van het voertuig, de oproeper in wacht ;
   3° Ze stuurt de verplichte en de beschikbare nuttige gegevens door naar de bevoegde beheerscentrale volgens de connectiviteitsbepalingen van artikel 25/7;
   4° Ze belt, in overeenstemming met de connectiviteitsbepalingen van artikel 25/7, de bevoegde beheerscentrale, meldt beknopt het incident, stelt de inzittende(n) van het voertuig in verbinding met de operator van de bevoegde beheerscentrale en trekt zichzelf terug uit het gesprek behalve indien de operator van de bevoegde beheerscentrale haar vraagt om in het gesprek te blijven om taalondersteuning te bieden of om iedere andere reden.
   Ze volgt, tijdens de procedure bedoeld in het eerste lid, de eventuele instructies van de operator van de bevoegde beheerscentrale;
   5° Indien ze na de gestelde handelingen bedoeld in 3° en 4° zou vernemen dat het niet om een noodsituatie gaat of dat het urgente karakter van de situatie niet meer aanwezig is, dan meldt ze dit zo snel mogelijk aan de bevoegde beheerscentrale ter annulatie van de eventueel door de beheerscentrale uitgestuurde middelen;
   6° Indien ze bij het opbellen van de bevoegde beheerscentrale conform punt 4° of 5° een ingesproken boodschap hoort, volgt ze de instructies van de gesproken boodschap.
   Indien ze bij het opbellen van de bevoegde beheerscentrale conform punt 4° de bezettoon hoort, meldt ze aan de inzittende(n) dat de gegevens elektronisch werden overgemaakt aan de beheerscentrale en voert ze de stappen 4° tot en met 6° opnieuw uit na een pauze van 2 minuten;
   7° Indien de communicatie tussen de alarmcentrale voor particuliere eCalls en de bevoegde beheercentrale onverwacht onderbroken wordt, contacteert de alarmcentrale voor particuliere eCalls van zodra mogelijk opnieuw de bevoegde beheerscentrale teneinde de stappen bedoeld in dit artikel te kunnen uitvoeren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/5. [1 Indien de alarmcentrale voor particuliere eCalls overeenkomstig de bepalingen van haar contract met de gebruiker van de diensten beschikt over een geluidsopname van het gesprek met de inzittende(n) en de operator van de bevoegde beheerscentrale hierom vraagt, laat de alarmcentrale voor private eCalls deze opname horen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/6. [1 Op het einde van de procedure bedoeld in de artikelen 25/3 en 25/4, archiveert de alarmcentrale voor particuliere eCalls de ontvangen particuliere eCall, overeenkomstig artikel 25/11.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/7. [1 Voor de connectiviteit inzake spraak en het versturen van verplichte en nuttige gegevens tussen de alarmcentrale voor particuliere eCalls en de beheerscentrales gelden de volgende regels
   1° De oproep naar de bevoegde beheerscentrale en het doorsturen van de verplichte en nuttige gegevens vindt uitsluitend plaats via de infrastructuur van de infrastructuurbeheerder en op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de alarmcentrale voor particuliere eCalls en de infrastructuurbeheerder;
   2° De alarmcentrale voor particuliere eCalls dient een interface te installeren die toelaat om zowel de spraak als de gegevens af te leveren via een netwerk bepaald door de infrastructuurbeheerder. De alarmcentrale voor particuliere eCalls dient de netwerkapparatuur van de infrastructuurbeheerder te hosten en te zorgen voor de verbinding met de telefonie- en data-applicaties waarmee de particuliere eCalls worden verwerkt;
   3° De spraak dient afgeleverd te worden via een datastroom volgens specificaties van de infrastructuurbeheerder;
   4° Bij het doorgeven van de oproep dient de alarmcentrale voor particuliere eCalls het oproepnummer van het voertuig (Engels: VehiclePhoneNumber) als originele identificatie van de oproeper (Engels : Calling Line Identification) door te geven aan de beheerscentrale;
   5° De alarmcentrale voor particuliere eCalls gebruikt voor het versturen van de verplichte en nuttige gegevens uitsluitend het web service protocol van bijlage A van de TPS-norm;
   6° De alarmcentrale voor particuliere eCalls gebruikt het "PSAP emergency TSD-Push address" bedoeld in § 10.2 van de TPS-norm dat wordt vastgelegd door de infrastructuurbeheerder;
   7° De alarmcentrale voor particuliere eCalls voorziet in de TPS eCall Set of Data zoals bedoeld in § 7.4 van de TPS-norm een veld IncidentDescription en registreert hierin beknopt de nuttige informatie afkomstig van de inzittende(n) van het voertuig. Dit veld behoort tot de nuttige gegevens.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/8. [1 De taal van de communicatie tussen de alarmcentrale voor particuliere eCalls en de bevoegde beheerscentrale, is deze waarin de operator van de bevoegde beheerscentrale zich voorstelt. Indien de inzittende van het voertuig een andere taal spreekt, staat de alarmcentrale voor particuliere eCalls in voor de vertaling in de taal van de operator van de bevoegde beheerscentrale of minstens voor het vergemakkelijken van de communicatie tussen de inzittende(n) van het voertuig en de operator van de beheerscentrale.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/9. [1 De alarmcentrale voor particuliere eCalls leeft de bepalingen na van de TPS-norm voor zover ze niet in tegenspraak zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk.
   De conformiteitsbeoordeling, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 20 maart 2017 betreffende de minimumvereisten inzake personeel en organisatorische, technische en infrastructurele middelen voor de uitoefening van de bewakingsactiviteit beheer van alarmcentrales, houdt eveneens rekening met de bepalingen van dit hoofdstuk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/10. [1 De infrastructuurbeheerder installeert de netwerkapparatuur waarvan sprake in artikel 25/7, 2° uitsluitend ten behoeve van alarmcentrales voor particuliere eCalls die een vergunning hebben bekomen van de Minister van Binnenlandse Zaken overeenkomstig artikel 16 van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/11. [1 De alarmcentrale voor particuliere eCalls bewaart gedurende een periode van twee jaar vanaf de dag van een particuliere eCall, de gegevens die in het logboek, bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 20 maart 2017 betreffende de minimumvereisten inzake personeel en organisatorische, technische en infrastructurele middelen voor de uitoefening van de bewakingsactiviteit beheer van alarmcentrales, geregistreerd werden, met inbegrip van de verplichte en nuttige gegevens. Ze houdt deze gegevens ter beschikking van de administratie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 25/12. [1 Ten laatste op 1 maart van elk jaar, maakt de alarmcentrale voor particuliere eCalls een geanonimiseerd overzicht over aan de administratie van het aantal oproepen dat gedurende het voorbije burgerlijk jaar werd overgemaakt aan elke bevoegde beheerscentrale en van het aantal oproepen dat niet werd overgemaakt. Per oproep wordt de tijd vermeld tussen ontvangst van de oproep en, in voorkomend geval, de oproep naar de beheerscentrale.
   In deze overzichten wordt een onderscheid gemaakt overeenkomstig elke waarde voor de "emergency service category value", zoals bedoeld in de ITS-kaderwet, en tussen automatische dan wel manueel gegenereerde particuliere eCalls.
   De alarmcentrale voor particuliere eCalls maakt eveneens bij deze gelegenheid een overzicht over van het aantal keer, per maand, waarin voorwaarde 3° bedoeld in artikel 25/2 niet vervuld was en handelingen bedoeld in artikel 25/4 werden uitgevoerd, met vermelding van de bevoegde beheerscentrale.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.

  Art. 26. In afwijking van artikel 5, maakt de beveiligingsonderneming die de installatie, het onderhoud of de herstelling heeft uitgevoerd, op het eenvoudig verzoek van de eigenaar van het alarmsysteem dat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds geïnstalleerd was, de code die noodzakelijk is om toegang te krijgen tot de informatie en de programmering van het alarmsysteem, onvoorwaardelijk en kosteloos aan hem over.

  Art. 26/1. [1 De informatie genoemd in artikel 7, § 2, wordt uiterlijk op 1 juli 2010 voor het eerst aan het meldpunt alarmsystemen gemeld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2010-02-15/04, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 13-03-2010>

  Art. 27. Het koninklijk besluit van 19 juni 2002 tot vaststelling van de voorwaarden voor installatie, onderhoud en gebruik van alarmsystemen en beheer van alarmcentrales, wordt opgeheven.

  Art. 28. [1 In afwachting van de inwerkingtreding van het ministerieel besluit bedoeld in artikel 25/3, § 1, 2°, 4de lid, beoordeelt de alarmcentrale voor particuliere eCalls indien er geen spraakcontact is, of de voorwaarden 1° en 2° van artikel 25/2 vervuld zijn door zich te baseren op de beschikbare gegevens en de eventuele omgevingsgeluiden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-06/34, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  

  Art. 28. Dit besluit treedt in werking vier maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

  Art. 29. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
  

Handtekening

   Gegeven te Brussel, 25 april 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL.

Aanhef

   ALBERT II, Koning der Belgen,
   Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
   Gelet op de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, inzonderheid op de artikelen 8, § 5, en 12, gewijzigd door de wetten van 18 juli 1997 en 25 april 2004;
   Gelet op het koninklijk besluit van 19 juni 2002 tot vaststelling van de voorwaarden voor installatie, onderhoud en gebruik van alarmsystemen en beheer van alarmcentrales.
   Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
   Gelet op advies n° 42.065/2 van de Raad van State, gegeven op 5 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State,
   Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 februari 2007;
   Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 april 2007;
   Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
   Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Wijziging(en)